Zoeken

Schouder aan schouder bij incidenten op straat

Gepubliceerd op 16 januari 2024

Bij rampen en crises hebben slachtoffers recht op zo goed mogelijke geneeskundige zorg. In zulke situaties leidt en coördineert de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) de geneeskundige hulpverlening. De GHOR is onderdeel van de VRR.

Tijdens een groot incident zijn er meerdere organisaties die geneeskundige zorg bieden. Ambulancediensten bijvoorbeeld, huisartsen en ziekenhuizen. Samenwerking en een goede coördinatie van al die verschillende organisaties zijn essentieel in crisissituaties. Hoe is de geneeskundige hulpverlening ‘op straat’ georganiseerd? In het magazine SAMEN vertellen drie collega’ hier meer over.

‘We doen het samen’

Ilse Jeanson - Officier van Dienst Geneeskundig (OvD-G)

ILSE JEANSON

“Tijdens grotere en complexe incidenten ben ik verantwoordelijk voor de acute en publieke gezondheidszorg. Vanuit de piketpoule draai ik één keer in de vijf weken een week dienst als OvDG. Ik kan dan 24/7 worden opgeroepen. Deze meldingen lopen uiteen van een kleiner incident tot aan GRIP-incidenten. Een ongeval met (meerdere) slachtoffers bijvoorbeeld, lekkage van gevaarlijke stoffen of een grote brand.


Vanuit de Meldkamer Ambulancezorg (MKA) krijg ik de eerste informatie en via het Mobiel Operationeel Informatiesysteem (MOI) kan ik verdere gegevens lezen. Afhankelijk van het type incident, schaalt de MKA of ikzelf op naar meer eenheden.

Zorg ter plaatse en vervoer van gewonden naar het ziekenhuis valt onder acute zorg. Tijdens een incident geeft de eerste ambulance ter plaatse ons via een SITRAP een beeld van de situatie. Om de hulpverlening zo goed mogelijk te laten verlopen, werk ik nauw samen met andere hulpdiensten, zoals brandweer en politie, de Gezondheidskundig Adviseurs Gevaarlijke Stoffen (GAGS), Rijkswaterstaat en bevolkingszorg. Bij een groot ongeval op de rijksweg kan het bijvoorbeeld zo zijn dat Rijkswaterstaat de rijbanen afsluit en de brandweer auto’s openknipt waarin mensen bekneld zitten. Bij brand in een woning regelt bevolkingszorg de opvang van bewoners. We doen het op de plaats van het incident echt samen, maar de eindverantwoording van de geneeskundige processen ligt bij de OvDG.

We maken regelmatig heftige incidenten mee die een grote impact hebben. Elke hulpdienst heeft een eigen Team Collegiale Ondersteuning (TCO), een team dat collega’s opvangt na een schokkende gebeurtenis. Gek genoeg was dat er niet voor de OvDG- en HOvDG-poule. We vingen elkaar wel op, maar er was geen duidelijke structuur. Daardoor werden soms collega’s vergeten. Sinds kort is er een eigen TCO-groep en is er veel beter zicht op. Superfijn, echt waardevol.

OvDG word je natuurlijk niet zomaar. Het is een nevenfunctie, waar een opleiding voor nodig is. Een medische achtergrond hoef je als OvDG niet te hebben, want wij verlenen geen zorg; wij coördineren. Zelf heb ik wel een functie in de zorg: mijn hoofdbaan is die van ambulanceverpleegkundige. Sinds drie jaar combineer ik dit met mijn werk als OvDG. Dat is pittig, omdat ik ook bij de ARR mijn diensten moet doen. In mijn piketweek draai ik gemiddeld drie tot vier diensten op de rapid, waarna mijn werk als OvDG wel gewoon doorgaat.”

‘Ik vind het teamwork met verschillende disciplines heel mooi’

Zaid Kassar - Medisch manager Ambulancezorg, regiearts meldkamer en huisarts in Stellendam.

ZAID KASSAR


“Ik ben medisch manager, iets wat ik niet alleen doe. Naast mij zijn er nog twee medisch managers: intensivist Patrick van der Geest en acute internist Hien van Leeuwen. We werken, met een aantal andere artsen, mee aan de pilot Zorg Coördinatie om de juiste zorg op de juiste plaats te bieden door de juiste zorgverlener. Ik zit met een assistent bij de huisartsenpost op de meldkamer. We volgen actief 112-meldingen en nemen meldingen van verpleegkundigen over, wanneer dat passend is, om de zorgvraag verder te coördineren. Dit is belangrijk, omdat we vaak 112-meldingen ontvangen die niet dringend zijn. Mensen bellen 112 als ze lang moeten wachten bij de huisartsenpost, in een staat van verwarring of paniek verkeren, of denken dat ze 112 moeten bellen maar dit later niet nodig blijkt te zijn. Door dit proces kunnen we voorkomen dat een ambulance wordt ingezet als de hulp van een huisarts of wijkverpleegkundige eigenlijk voldoende is. Onze eerste resultaten zijn veelbelovend.

Binnen de meldkamer hebben we een sterke samenwerking met de politie, met name bij agressieve patiënten of bij politiemeldingen die medische hulp vereisen. Ook met de brandweer onderhouden we een nauwe werkrelatie. In tijden van grote drukte op de meldkamer kunnen zij ons ondersteunen, en bij grootschalige noodsituaties kunnen wij op hun assistentie rekenen. Een essentieel onderdeel van deze samenwerking is effectieve communicatie, zodat we duidelijk begrijpen wat we van elkaar kunnen verwachten en hoe we elkaar kunnen bijstaan.

Mijn vrouw Marieke en ik hebben samen een huisartsenpraktijk in Stellendam. Huisarts is een prachtig beroep, maar je bent doorgaans solitair bezig. Tijdens mijn studie had ik de kans om een dag mee te lopen op de meldkamer. Wat me daarbij aansprak, was het teamwork met diverse vakgebieden. Als huisarts ben je verantwoordelijk voor de zorg van individuele patiënten, op de meldkamer coördineer je de zorg voor de gehele bevolking van een regio. Sinds augustus van het afgelopen jaar ben ik ook aan de slag gegaan bij de VRR, naast mijn werk in de huisartsenpraktijk. Ik ben erg onder de indruk van deze organisatie, waarin we de mogelijkheid hebben grootschalige initiatieven te ontplooien en innovatieve veranderingen te implementeren. Het allerbelangrijkste vind ik dat we met een fijn team werken. Een groeiend team, waarmee we ondanks de vele uitdagingen nú al veel voor elkaar krijgen en wat in de toekomst alleen maar meer zal zijn.”

‘Wij zijn een hechte club’

Jacqueline van Waaij - Ambulanceverpleegkundige

JACQUELINE VAN WAAIJ

“Voordat ik vijftien jaar geleden op de ambulance kwam, heb ik als verpleegkundige in verschillende ziekenhuizen gewerkt, wat me als ambulanceverpleegkundige een stevige basis gaf. Het is niet zo dat je als verpleegkundige meteen op de ambulance kunt werken. Ik heb aanvullend de IC- en SEH-opleiding en een opleiding voor ambulanceverpleegkundige gedaan. Daarin leer je bijvoorbeeld snel handelen in kritieke situaties.

Zodra bij de meldkamer een melding binnenkomt die spoedeisende zorg vereist, dan alarmeren zij de ambulance. Als ambulanceverpleegkundige geef ik medische zorg aan patiënten die acute hulp nodig hebben. Bijvoorbeeld bij een (verkeers)ongeval of bij mensen met acute gezondheidsproblemen, zoals een hartinfarct. Samen met de ambulancechauffeur vorm ik een hecht team. Hij bestuurt niet alleen de ambulance, maar assisteert mij ook tijdens de zorgverlening aan de patiënt. Bij ernstige incidenten is de Officier van Dienst Geneeskundig (OVdG) aanwezig en houdt supervisie over het incident. Zo kunnen wij ons op ons werk concentreren.

We zijn een hechte groep. We zijn er voor elkaar als we iets ingrijpends meemaken. Sinds kort zit ik ook bij een TCO en bellen we collega’s na, als ze iets traumatisch hebben meegemaakt. Zo belangrijk, want praten lucht op. We blijven mensen. Zo heb ik recent vrij snel na elkaar drie grote incidenten meegemaakt. Daarna ben ik er even uitgestapt. Een oud-collega formuleerde dat heel mooi: om de zoveel tijd gaat er een deurtje open in je brein en komt het eruit. Gelukkig kun je in onze organisatie dan even tijd nemen, daar is alle ruimte en begrip voor.

Om de vijf jaar is er een assessment van de Academie voor Ambulancezorg met toetsen en casussen. En tussendoor doen we bijscholing, ook via e-learning. Ik ben inmiddels ook praktijkopleider. Ik heb zoveel werk- en levenservaring, dat wil ik delen met jonge mensen. Waar ik dankbaar voor ben, is dat ik vanuit de organisatie een coachingsopleiding mag volgen. Ik ben nu 56 jaar en er komt een tijd dat het fysiek te zwaar wordt om op de ambulance te werken. Dan wil ik wel iets anders doen, iets wat bij me past.”

Dit artikel is eerder gepubliceerd in het magazine SAMEN #6 van de VRR.

Tekst: Nienke Landré
Foto's: Lennaert Ruijnen