Sander Laurentius vliegt voor industriële inspecties naar Sint Eustatius
Twee keer per jaar stapt inspecteur Sander Laurentius in het vliegtuig naar Sint Eustatius. Niet voor een vakantie, maar om een week lang aan de slag te gaan in zijn rol als inspecteur Industriële Veiligheid.
(Sander Laurentius (links) op zee, met op de achtergrond de olieterminal).
“Het brandweerkorps Caribisch Nederland wil dat wij vanwege onze kennis aansluiten bij een inspectie van Rijkswaterstaat, Inspectie Leefomgeving en Transport (IL&T) en de Nederlandse Arbeidsinspectie.” Het eiland herbergt een van de grootste olieterminals in de regio.
“Sint Eustatius is een bijzondere gemeente en kent op Nederland gebaseerde wetgeving. Aangezien de lokale autoriteiten te weinig kennis en ervaring hebben rondom industrie, vliegen ze ons vanuit de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) in om vooral op brandweerzaken te inspecteren en advies te geven,” legt Sander uit. “Andere collega’s van de VRR ondersteunen op Bonaire. We zijn als afdeling best trots dat ze ons hiervoor inhuren als experts.”
Hij is net een paar weken terug van de laatste inspectie. “We vliegen op Sint-Maarten en moeten dan met een klein vliegtuigje naar Sint Eustatius. Dan is het twee dagen in het weekend wennen aan de temperatuur en het tijdsverschil om scherp te zijn voor de inspectie bij de olieterminal die op maandag van start gaat.” Het bedrijf valt niet onder het Brzo 2015 (Besluit Risico’s Zware Ongevallen, gebaseerd op de Europese Seveiso III richtlijn), maar werkt vanuit eigen vergunningen. “De voorschriften die daarin staan, vormen de basis waarop ik controleer.”
Alles roest weg
Sander heeft officieel geen wettelijke rol als inspecteur op de BES-eilanden, dat doen Rijkswaterstaat en IL&T. “Maar deze partijen nemen mijn adviezen eigenlijk altijd over. We zijn gelijkwaardige inspecteurs.” Voor hem is het duidelijk waar de meeste aandacht naar uit gaat. “Onderhoud!. Alles roest weg door de warme zoute omgeving. Ik kijk daarom niet alleen naar brandweerzaken, maar ook naar het onderhoud van bijvoorbeeld veiligheidskleppen. Het bedrijf is daar de laatste jaren ook scherp op geworden.”
Volgens de inspecteur zijn er zeker verschillen met het werken in de Rotterdamse haven. “De cultuur is heel anders. Ik ben best wel direct, daar moet ik op het eiland voorzichtiger mee zijn. De mensen zijn gewend om heel hiërarchisch te werken. En alles gaat in het Engels.” Daarnaast blijkt rapporteren niet hun sterkste kant te zijn. “Soms kom je er als inspectie niet achter wat er precies is aangepast of gerepareerd. Dat maakt het lastig.”
Het is Sander ook opgevallen hoe ontzettend opgeruimd ze op Sint Eustatius zijn. “Je vindt er geen stofje op de grond in de magazijnen. Maar ze weten dan ook dat we komen,” glimlacht hij. “Onverwachts langskomen, zoals in Nederland, kan daar niet.”
Veel gewicht aan bezoek
Het bedrijf achter de olieterminal neemt de opmerkingen van de inspectie zeer serieus. “Er wordt veel gewicht gegeven aan ons bezoek. De terminal is, na de overheid, de grootste werkgever van het eiland.” Het is volgens Sander belangrijk dat je echt laat zien dat je de kennis in huis hebt en niet alleen maar moeilijke vragen stelt.
De afdeling Industriële Veiligheid van de VRR staat hoog aangeschreven bij de lokale mensen als de mensen binnen de olieterminal, merkt Sander. “Iedere keer als we naar huis gaan zijn ze een stukje wijzer geworden. Je bent niet alleen maar ‘de boze toezichthouder’, maar kan op sommige punten echt het verschil maken.
Realistisch oefenen
Dit keer heeft de inspecteur extra aandacht gegeven aan de bedrijfsbrandweer. “Ik heb een oefening met de ploeg gehouden en meteen viel me op dat ze goed getraind zijn. Alleen zijn ze daar niet gewend om te oefenen met bijvoorbeeld een echte waterinzet. Realistisch oefenen, dat kan nog beter. Daar kwamen meteen mooie leerpunten uit. Zo liep een deel van de ploeg door de fictieve hittestraling heen en zou dat bij een echt incident betekenen dat ze gewond zouden raken.”
Sander kijkt alweer uit naar de volgende inspectie in februari. “Nee, dit is zeker geen straf om te doen. Maar het is zeker wel hard werken. Dan wel op een mooi eiland, met vaak prachtig weer en vriendelijke mensen.”