Zoeken

SAMEN artikel: Nieuw talent vs. routinier

Gepubliceerd op 23 november 2021

De een is net klaar met haar opleiding, de ander zit al 25 jaar in het vak. Beiden zitten op de ambulance en zetten zich elke dienst weer in om levens te redden. Hoe kijken ze naar het vak? Naar alle ontwikkelen en naar de toekomst?

Auteur Karin Koolen | Fotograaf Lennaert Ruinen

Nieuw talent
Ambulanceverpleegkundige Rianne Bontsema

“Ik heb altijd geweten dat ik ambulanceverpleegkundige wilde worden. Toen ik anderhalf jaar geleden, nog in opleiding, mijn eerste dienst draaide, vond ik het heftig. Het was druk, ik was verrast door de hoeveelheid psychiatrische ritten. Ik herinner me dat we bij een man thuiskwamen die er slecht aan toe was. Hij sliep op een paar dekens op een betonnen vloer. Toen dacht ik even: is dit nou wat ik wil? Maar juist dat veelzijdige is wat me nu zo aanspreekt.

Van mijn oudere collega’s leer ik veel. Zoals die keer dat een patiënt ‘gewoon’ hyperventileerde, en ik dacht dat er iets ernstigers aan de hand was. Of wanneer iemand te veel gedronken heeft; wanneer neem je hem wel of niet mee? Dan is het nuttig een ervaren collega naast je te hebben.

Rust uitstralen en sociale vaardigheden zijn vereisten. Net als humor. Zo brachten we een vrouw met spoed van het Ikazia naar het Maasstad ziekenhuis voor een cardiale interventie. Ze was erg gespannen, en stress is niet goed, zéker niet als je een hartinfarct doormaakt. Als ambulanceverpleegkundige en chauffeur moet je dan creatief en innovatief zijn. De chauffeur vroeg waar de dame vandaan kwam. Toen zij vertelde uit Suriname te komen, zette hij Surinaamse muziek op. Met een glimlach op haar gezicht begon de vrouw, op de brandcard gezeten, te dansen.

Dat luchtige heb je nodig. Voor de patiënt maar ook om het werk te kunnen blijven doen, want je maakt veel nare dingen mee. Daar kies je voor, maar het is belangrijk om erover te praten. Dat is wel een verschil met vroeger, hoor ik van oudere collega’s. ‘Niet zeiken, gewoon doorwerken’, werd destijds gedacht. Nu zijn er hulpverleners beschikbaar waarmee je kunt praten. En als het even teveel wordt, mag je stoppen met je dienst. Er is ook meer aandacht voor zelfzorg. Niet overbodig met al die onregelmatige diensten. Hoe en wanneer eet, drink, slaap en sport je? Hoe organiseer je dat voor jezelf? ​​​​​​​

Een open cultuur is belangrijk. Feedback durven vragen en geven, je eigen twijfels en onzekerheden delen. Elke dag leer ik bij. En de oudere collega’s leren ook van mij, van de jongere garde in het algemeen, hoor ik. Niet alleen omdat we fris van de opleiding komen, ook door ons enthousiasme. Sommige oudere collega’s staan niet te trappelen bij nieuwe ontwikkelingen en regelingen. ‘Moet dat? Weer iets nieuws…’ Dat is voor ons anders. En enthousiasme werkt aanstekelijk.

Daarnaast heeft iedereen zijn eigen expertise, dat staat los van leeftijd of ervaring. Ik zat hiervoor op de hartbewaking, een collega op de spoedeisende hulp. Iedereen neemt wat mee.”

Routinier
Ambulanceverpleegkundige 
Michel Djoniman

“Feitelijk doe ik al 25 jaar hetzelfde: ik breng patiënten van A naar B. Maar er is veel veranderd. Ten goede. De kwaliteit van ons werk is beter geworden. Er zijn meer middelen en mogelijkheden in de wagen, ook voor communicatie. De opleidingen zijn beter geworden, er wordt meer onderzoek gedaan. Dit alles gaat gepaard met meer protocollen, maar die zijn in het belang van de patiënt en hulpverlener. Een voorbeeld: als we vroeger iemand met acuut hartinfarct hadden opgehaald, kreeg diegene sterk bloedverdunnende medicatie; meer mogelijkheden hadden wij niet. Nu is de afdeling hartkatheterisatie 24/7 bereikbaar. Ik maakte laatst, in de wagen, een hartfilmpje waarbij de diagnostiek niet duidelijk was, stuurde het naar hen en kreeg meteen advies. Dat werkt top!

Ik gaf 25 jaar geleden leiding op de afdeling Cardiologie in het Dijkzigt ziekenhuis. Dat beviel me niet, ik miste ‘het bed’, de patiënt. Dus toen ik via-via voor de ambulance werd gevraagd, zei ik meteen ja. In de jaren heb ik veel al gezien en meegemaakt. Daar profiteer ik nu zeker van. Ik heb de wijsheid zeker niet in pacht, maar ik merk wel dat ik door die ervaring rustiger ben. Ook in situaties waarin je er de vinger niet achter krijgt. Ik leer nog steeds en ik waardeer het klankbord naar mijn omgeving meer als persoon en hulpverlener.

Wat er veranderd is? Er zijn, gelukkig, meer vrouwelijke ambulanceverpleegkundigen gekomen.  De cultuur is mede hierdoor ‘zachter’ geworden, met meer ruimte om te praten. Vroeger was het niet lullen maar poetsen. Nu is psychische begeleiding heel laagdrempelig: praten helpt. Heb je net een jongen van 25 zonder succes gereanimeerd… Dat moet je ergens kwijt. Bij collega’s, thuis… Hulpverlener zijn is moeilijk: je wilt alles goed doen, het gaat immers om de gezondheid van mensen, eigenlijk permitteer je je geen fouten. Maar je bent ook maar een mens. ​​​​​​​

Ik val onder de FLO, het functioneel leeftijdsontslag. Ik had dus met pensioen kunnen gaan. Sommigen doen het, want vergis je niet, onregelmatig werken wordt zwaarder naarmate je ouder wordt. Maar ik voel me nog goed en heb veel plezier in mijn werk. Ik sta er nog, volop. Ik wil dus nog even door. We hebben veel jonge collega’s, met een frisse blik. Dat is zo waardevol en mooi om te zien.

Maar natuurlijk zit ik in de herfst van mijn carrière, hang ik straks mijn stethoscoop aan de wilgen. Wat ik dan zal missen, zijn de mensen. Je hebt veel korte ontmoetingen, en voor even ben je deel van iemands leven, beteken je iets. Dát ga ik vooral missen.”